Stenodactylus

Vindplaats

Dunvingergekko’s vind je in het wild voornamelijk in droge gebieden (woestijn). Noord-Afrika.
Dunvingergekko’s hebben gladde schubben, een ronde kop, bolle ogen en uitpuilende neusgaten.
Ze laten gemakkelijk de staart los. Je hebt ze in verschillende kleuren, maar je ziet toch dat ze de kleur hebben van de omgeving waarin ze leven.
Wittig, met bruin/ zwart of een zanderige kleur.
Stenodactylus Stenodactylus kan geluid maken als het tjilpen van een mus.
Ze hebben geen hechtlamellen aan de tenen zoals wel vaak voorkomt bij andere soorten gekko’s.
Ze kunnen dus niet tegen glas omhoog klimmen.
Tegen stenen klimmen ze wel op omdat ze daar met hun teentjes houvast aan hebben.

Grootte 

Stenodactylus Stenodactylus wordt 8-10 cm groot.

Huisvesting

Dunvingergekko’s vind je in het wild voornamelijk in droge gebieden (woestijn). Het is dus aan te raden dit in je terrarium na te bootsen. Als bodembedekking kan je speelzand, terrarium zand of calciumkorrels gebruiken. Aangezien dunvingergekko’s nachtdieren zijn is het belangrijk schuilplaatsen te creëren van steen of hout, zodat ze overdag voor de “zon” kunnen schuilen.

Een ontzettend groot terrarium is niet nodig. Voor twee tot vier dieren is een terrarium van 45 x 30 x 30 cm (l x b x h) groot genoeg.
Maar, wat voor de meeste hagedissen geldt, hoe groter de bak, hoe beter!

1 a 2 keer in de week het terrarium besproeien zodat er vocht is. Dunvingergekko’s zijn woestijndieren en hebben niet veel vocht nodig.
Het is echter wel raadzaam een drinkbakje in het terrarium te zetten.
Dit moet niet te diep zijn i.v.m. verdrinken (het zijn ook maar kleine hagedisjes).

Sociale eigenschappen

Stenodactylus kan in groepjes worden gehuisvest. Meerdere mannen en vrouwen bij elkaar zijn geen probleem.

Temperatuur 
De temperatuur kun je overdag onder de lamp op laten lopen tot ongeveer 40 graden. In de verste hoek van het terrarium moet de temperatuur zo’n beetje 26-28 graden zijn. ’s Nachts is het beter dat de temperatuur niet beneden de 18-20 graden komt. Als je het met lampen niet warm kan krijgen, kun je een warmtemat gebruiken.

Voedsel

Stenodactylus Stenodactylus eten kleine krekeltjes en krulvliegen.
Je kunt ze ook net vervelde meelwormen geven (niet teveel).
Als richtlijn kunnen per keer per dier 5 krekels (krulvliegen) gevoerd worden.
Denk hierbij aan 2-3 keer in de week. Combineer voedsel wel.
Geef dus niet alleen krulvliegen of krekels. Wij willen ook wel eens andere groenten eten!
Voedseldieren moeten niet groter zijn dan de lengte van de kop van het dier.
Deze regel geldt voor de meeste hagedissen.
Voor extra mineralen, vitaminen e.d. is het raadzaam de voederdieren te bepoederen met een daarvoor bestemd preparaat.
Ook zijn er preparaten die in het drinkwater kunnen worden opgelost.
Geef echter de dieren wel bepoederde voederdieren omdat ze niet erg vaak drinken.

Kweek 

Vanaf de leeftijd van een maand of 3 kan je al zien wat mannetjes en vrouwtjes zijn. Mannetjes herken je aan een dikkere staartwortel, ze blijven kleiner dan de vrouwtjes en vaak zijn de mannetjes ook lichter van kleur (geler). Voordat je het aan de kleur kan zien kan het wel een maand of 7 duren. Geslachtsrijpe mannetjes herken je aan twee zwellingen achter de cloaca.

Dunvingergekko’s leggen eieren van de lente tot de herfst. Een koelere periode hoeft niet om ze tot voortplanting te brengen. Wil je dit echter wel doen geef ze dan in december en januari een winterslaap bij een temperatuur van ongeveer 10 graden. De eitjes worden in het zand begraven en hebben een harde schaal. Ze worden vaak op dezelfde plaats gelegd. Voorzichtig (breekbaar) kun je ze uit het terrarium halen en in een ander bakje doen.

Eieren niet vochtig houden. Gewoon in een bakje met droog zand in de broedstoof.
Regelmatig ventileren is wel goed voor de eitjes.
Een manier daarvoor is om elke ochtend even het bakje met de eieren open te doen. Zo komt er frisse lucht bij.

Na ongeveer 70 dagen komen de jongen uit het ei.
Zorg voor een temperatuur van 26-30 graden.
Jongen kun je grootbrengen in een soortgelijke omgeving als de ouders.
Geef ze kleine krekeltjes, vliegjes en (net vervelde) meelwormpjes als voedsel.

Zorg ook voor een drinkbakje dat erg ondiep is i.v.m. verdrinking.